Filosofie
Inhoud
- onderzoeksthema's - onderwijs - lidmaatschappen - publicaties - activiteiten - tekst |
Philosophy
Contents
- research topics - courses - memberships - publications - activities - text |
Onderzoeksthema's / Research topics
godsdienstfilosofie/philosophy of religion
Leibniz
Habermas
Rorty
Taylor
Leibniz
Habermas
Rorty
Taylor
Onderwijs / courses
2023 zie onder Godsdienstwetenschap
Onderwijs tot 2005 aan HTP/UTP/Theologische Faculteit Nijmegen
Vanaf 1995 Studiegroep Filosofie De Denkwijzer in Voerendaal
Vanaf 1995 Studiegroep Filosofie De Denkwijzer in Voerendaal
Publicaties
w = wetenschappelijk / scientific publication
v = vakpublicatie / professional publication
p = populair
2017
(p) 'De Monadologie', in Filosofie-Tijdschrift 27/6, 8-12.
2008
(w) ‘Universal religion, contingency, and truth in Leibniz’, in: D.-M. Grube and P. Jonkers (eds.), Religions challenged by contingency. Theological and philosophical approaches to the problem of contingency, (= Studies in Theology and Religion vol. 12) Leiden, Brill, 47-66.
2004
(w) G.W. Leibniz’ Belijdenis van een filosoof, vertaling van en commentaar op Leibniz’ Confessio Philosophi, Budel, Damon, 142 blz.
2003
(w) ‘Leibniz over religieuze pluriformiteit en tolerantie’ in: Bijdragen – International Journal in Philosophy and Theology jg. 63, 432-445.
2002
(w) redactie, met I. Bocken e.a., van On Cultural Ontology – Religion, Philosophy and Culture; Essays in Honor of Wilhelm Dupré, Maastricht, Shaker, 300 blz.
1999
(v) ‘Levinas over genieten’, in Speling jg. 51, 14-21.
1998
(w) ‘Dieu veut bien souffrir des anthropologies’, in Studia Leibnitiana, jg. 30, 103-116.
(w) ‘Reflections on the Declaration of a Global Ethic’, in Studies in Interreligious Dialogue jg. 8, 60-74.
1997
(w) De kracht in alles – het mechanistisch en metafysisch systeem van Leibniz, Assen, Van Gorcum, 100 blz.
1996
(w) ‘Overleeft godsdienst de rationalisering? Vragen bij de cultuurtheorie van Habermas’, in Bijdragen jg. 57, 264-281.
(w) ‘Solidariteit als moderne idee’, in: W. Derkse, A. Leijen, B. Nagel (red.), Subliem niemandsland. Opstellen over metafysica, intersubjectiviteit en transcendentie, Best, Damon, 215-226
1995
(v) 'Levenskwaliteit – achtergrond en perspectief’, in: G. Brunenberg (red.), De kwaliteit van het bestaan, Heerlen, Pastorale School, 3-16.
(v) ‘Natuur tussen systeem en chaos’, in Verbum jg. 62, 111-115.
1993
(w) ‘Contingentie, contextualiteit en godsdienst bij Rorty’, in: Bijdragen – International Journal in Philosophy and Theology jg. 54, 234-253.
1992
(w) lemmata ‘harmonie’, ‘voorbeschikte harmonie’, ‘monade’, ‘monadologie’ in: H. Willemsen (red.), Woordenboek Filosofie, Assen, Van Gorcum.
(w) ‘Leibniz’, in Tijdschrift voor Filosofie jg. 54, 306-316.
1991
(w) G.W. Leibniz, Monadologie of de beginselen van de wijsbegeerte, vertaling en commentaar, Kampen, Kok, 94 blz.
1990
(v) ‘Jürgen Habermas’, in: P. Jonkers (red.), Een greep uit de hedendaagse wijsbegeerte, Heerlen, UTP-publicaties, 23-33.
1988
(v) redactie van Voorbij het werk? Bijdragen over WAO-beweging en kerk, Heerlen, UTP-publicaties,160 blz.
(v) ‘De WAO-beweging – leven vanuit samenwerking’, in: Voorbij het werk?, 89-100.
1981
(w) Woord of symbool; de godsdienstfilosofie van Karl Rahner, Nijmegen, 65 blz. (doctoraalscriptie, manuscript).
v = vakpublicatie / professional publication
p = populair
2017
(p) 'De Monadologie', in Filosofie-Tijdschrift 27/6, 8-12.
2008
(w) ‘Universal religion, contingency, and truth in Leibniz’, in: D.-M. Grube and P. Jonkers (eds.), Religions challenged by contingency. Theological and philosophical approaches to the problem of contingency, (= Studies in Theology and Religion vol. 12) Leiden, Brill, 47-66.
2004
(w) G.W. Leibniz’ Belijdenis van een filosoof, vertaling van en commentaar op Leibniz’ Confessio Philosophi, Budel, Damon, 142 blz.
2003
(w) ‘Leibniz over religieuze pluriformiteit en tolerantie’ in: Bijdragen – International Journal in Philosophy and Theology jg. 63, 432-445.
2002
(w) redactie, met I. Bocken e.a., van On Cultural Ontology – Religion, Philosophy and Culture; Essays in Honor of Wilhelm Dupré, Maastricht, Shaker, 300 blz.
1999
(v) ‘Levinas over genieten’, in Speling jg. 51, 14-21.
1998
(w) ‘Dieu veut bien souffrir des anthropologies’, in Studia Leibnitiana, jg. 30, 103-116.
(w) ‘Reflections on the Declaration of a Global Ethic’, in Studies in Interreligious Dialogue jg. 8, 60-74.
1997
(w) De kracht in alles – het mechanistisch en metafysisch systeem van Leibniz, Assen, Van Gorcum, 100 blz.
1996
(w) ‘Overleeft godsdienst de rationalisering? Vragen bij de cultuurtheorie van Habermas’, in Bijdragen jg. 57, 264-281.
(w) ‘Solidariteit als moderne idee’, in: W. Derkse, A. Leijen, B. Nagel (red.), Subliem niemandsland. Opstellen over metafysica, intersubjectiviteit en transcendentie, Best, Damon, 215-226
1995
(v) 'Levenskwaliteit – achtergrond en perspectief’, in: G. Brunenberg (red.), De kwaliteit van het bestaan, Heerlen, Pastorale School, 3-16.
(v) ‘Natuur tussen systeem en chaos’, in Verbum jg. 62, 111-115.
1993
(w) ‘Contingentie, contextualiteit en godsdienst bij Rorty’, in: Bijdragen – International Journal in Philosophy and Theology jg. 54, 234-253.
1992
(w) lemmata ‘harmonie’, ‘voorbeschikte harmonie’, ‘monade’, ‘monadologie’ in: H. Willemsen (red.), Woordenboek Filosofie, Assen, Van Gorcum.
(w) ‘Leibniz’, in Tijdschrift voor Filosofie jg. 54, 306-316.
1991
(w) G.W. Leibniz, Monadologie of de beginselen van de wijsbegeerte, vertaling en commentaar, Kampen, Kok, 94 blz.
1990
(v) ‘Jürgen Habermas’, in: P. Jonkers (red.), Een greep uit de hedendaagse wijsbegeerte, Heerlen, UTP-publicaties, 23-33.
1988
(v) redactie van Voorbij het werk? Bijdragen over WAO-beweging en kerk, Heerlen, UTP-publicaties,160 blz.
(v) ‘De WAO-beweging – leven vanuit samenwerking’, in: Voorbij het werk?, 89-100.
1981
(w) Woord of symbool; de godsdienstfilosofie van Karl Rahner, Nijmegen, 65 blz. (doctoraalscriptie, manuscript).
Filosofie / Philosophy
[kopij En Toch maart 2007]
De God, het God, of niets?
Door Frans Jespers
Een onderzoek onder Nederlandse dominees laat zien dat nogal wat ambtsdragers moeite hebben met een persoonlijke God, maar dat de jongeren onder hen hier traditioneler over denken. Hoe zouden katholieke pastores over God denken?
‘God is een verhaal’
Velen van u hebben de berichten over het bewuste onderzoek wel opgepikt, in het najaar van 2006. De IKON bestond zestig jaar en verzocht professor Hijme Stoffels van de Vrije Universiteit om de ideeën over God te peilen bij de Nederlandse dominees. Ruim achthonderd ambtsdragers uit de zeven deelnemende protestantse kerken leverden antwoorden op de enquête in, dat is een kwart van alle dominees in ons land. Daar zitten dan wel voorgangers bij van uiterst behoudende signatuur (Gereformeerde Bond) tot aan vrijzinnigen (doopsgezinden en remonstranten).
Het lijkt erop dat de dominees de vragen gewetensvol hebben beantwoord, want er komen soms verrassende meningen naar voren, zelfs bij flinke groepen. Wie had gedacht dat dominees konden twijfelen aan het bestaan van God? Eén op de zes doet dat echt, en twee procent ontkent zelfs zijn bestaan. De twijfelaars en atheïsten bevinden zich in de ‘middengeneratie’, dus deze mening komt onder de 35 en boven de 65 jaar nauwelijks voor. Ongeveer eenderde meent dat al het spreken over God een kwestie is van menselijke verbeelding – wat nog niet betekent dat God niet meer is dan dat.
Toch vinden de ambtsdragers bijna allemaal dat mensen God kunnen ervaren. De meesten hebben ook zelf God wel eens ervaren, met name in de eredienst en het pastoraat, maar ook in het gebed of op andere momenten. Maar hierover praten ze in het dagelijks leven en werken eigenlijk niet.
Vervolgens zie je dat tweederde van de dominees een concreet, persoonlijk godsbeeld hanteert: God is een persoon en houdt zich met ieder mens afzonderlijk bezig. Dit betekent dat maar liefst eenderde een abstracter idee van God heeft, zonder persoonskarakter.
Dit mag je niet onmiddellijk koppelen aan de beelden die de ambtsdragers gebruiken voor God, want die zijn persoonlijk en onpersoonlijk door elkaar. ‘Licht’, ‘Kracht’, ‘Onnoembare’ en dergelijke zijn heel gangbaar, naast de traditionele Vader en de veel minder aangeroepen Moeder. Maar men verwacht niet dat God onze gebeden onmiddellijk verhoort: voor driekwart van de voorgangers blijft Hij de soevereine Ander.
De dominees vinden over het algemeen dat Gods handelen wel merkbaar is bij mensen en in de wereld. Maar de meesten aarzelen om bij natuurrampen of bij een onverwachte genezing direct van een teken of ingrijpen van God te spreken. Men zegt liever dat hier iets van Gods geest zichtbaar wordt, zeker in de vorm van troost in moeilijke situaties.
Twijfel als generatieverschijnsel
De hypothese van de onderzoekers luidde, dat veel dominees afscheid hebben genomen van een persoonlijk en bovennatuurlijk godsbeeld. In de afgelopen jaren hebben verschillende discussies gewoed over de voor- en nadelen van persoonlijke of onpersoonlijke godsopvattingen, onder andere in VolZin. Theologen zoals Harry Kuitert, Frits de Lange en anderen wekken de indruk dat gelovigen massaal afstand nemen van het idee van een persoonlijke God. Maar uit het rapport van het Sociaal-Cultureel Planbureau (september 2006, Godsdienstige veranderingen, zie hun internetsite) blijkt dat ruim de helft van de Nederlanders in God gelooft, plus nog eens een vijfde in een hogere macht. Dit laatste zou kunnen wijzen op geloof in een onpersoonlijke God. Zoals we zagen blijkt dat deze overtuiging maar bij eenderde van de dominees voorkomt, niet bepaald een meerderheid maar beslist een aanzienlijke groep. Allen tezamen huldigen zij allerlei meningen over God, zodat de onderzoekers constateren dat er vooral verlegenheid heerst over dit onderwerp. Tegelijk lopen de voorgangers niet met hun twijfel of niet-traditionele visie te koop: in hun publieke spreken over God zoeken ze een balans tussen authenticiteit en prudentie.
Het is niet verrassend dat driekwart van de ambtsdragers aangeeft dat hun opvattingen over God veranderd zijn sinds het begin van hun functie. De uitkomsten zijn uiteenlopend. Maar opvallend is dat de middengeneratie, tussen de 35 en 65 jaar, zegt dat ze het meest veranderd is; oudere en jongere dominees hebben minder last van twijfel of veranderingen. De verklaring voor de traditionele instelling van jonge dominees luidt, dat de jongeste generatie ‘post-seculier’ is, namelijk opgegroeid na de periode van ontzuiling en ontkerkelijking, en bewust conservatief ingesteld.
In de conclusies kwam ik zelden verschillen tegen tussen de mening van mannelijke en vrouwelijke ambtsdragers; blijkbaar wijken de ideeën van de dames over bovengenoemde punten niet opvallend af van die van hun mannelijke collega’s. Maar wie alles nauwkeurig na wil lezen, kan dat op de internetsite van de IKON, onder de titel ‘God is een verhaal’.
Katholieke pastores
In mijn eigen omgeving in Zuid-Limburg ken ik alleen maar ruimdenkende dominees. De meer behoudenden vinden hier vermoedelijk onder de eigen gelovigen en zeker onder de andere Limburgers nauwelijks weerklank; conservatief protestantisme heeft elders in Nederland zijn brandhaarden. De meeste Limburgse dominees zullen weinig verrast zijn door de uitkomsten van het onderzoek.
Natuurlijk willen we graag weten wat de katholieke collega’s, priesters, diakens en pastoraal werkenden, over God vinden. Een enquête is in dit opzicht een redelijk objectief meetinstrument, want als functionarissen anoniem kunnen antwoorden voelen ze zich vrijer dan bij persoonlijke ondervraging, in een interview of zo. Ik heb niet het geld en de tijd om zo’n enquête uit te voeren onder de ruim tweeduizend voorgangers en voorgangsters die momenteel in katholiek Nederland actief zijn, dus ik ga maar even op mijn ervaring en gevoel af.
Naar mijn indruk maken katholieke ambtsdragers zich minder druk over opvattingen over God, en is hier de verlegenheid minder groot. Ook in het pastorale veld lijken opvattingen over God in het algemeen geen brandend probleem te vormen. Progressieve theologen zoals Erik Borgman en Manuela Kalsky zetten wel enthousiaste betogen over God als onpersoonlijke instantie op, maar of ze weerklank vinden weet ik niet. Voor de behoudende theologen bestaat alleen het probleem van de twijfelende gelovigen, want deze theologen en de traditionele voorgangers zelf houden zich aan de voorgeschreven traditionele godsbeelden.
Natuurlijk zullen sommige katholieke voorgangers en voorgangsters ook wel eens twijfelen aan het bestaan van God, maar ik kan me niet voorstellen dat het er zoveel zijn als aan de protestantse kant. De andere minder traditionele opvattingen van de dominees, bijvoorbeeld over een niet-persoonlijke God, en over voorzichtigheid met het herkennen van Gods tekenen, zullen voor sommige katholieke ambtsdragers wel herkenbaar zijn, maar uitgesproken meningen erover hoor je niet vaak.
Ik vermoed een belangrijke oorzaak hiervan gelegen is in de katholieke liturgie. Op de eerste plaats zijn de godsbeelden die in lezingen en gebeden voorkomen meer voorgeschreven dan in de protestante liturgie, dus katholieken moeten het met deze traditionele beelden doen of bewust zelf andere teksten selecteren of bedenken. Op de tweede plaats lijkt me de katholieke liturgie minder rationalistisch, maar meer pluriform en emotioneel van karakter, zodat ze eerder een moment van godservaring kan zijn. Voor katholieken is hogere macht eventueel nog te verdelen over God en heiligen, terwijl ze voor protestanten in één instantie geconcentreerd is. Op de derde plaats is het merendeel van de kerkbezoekers traditioneel ingesteld, ze verwachten persoonlijke godsbeelden. Deze drie punten liggen in de gemiddelde protestantse liturgie volgens mij anders.
Blijft het opmerkelijke punt van de jonge generatie dominees die grotendeels behoudend is en niet twijfelt over God. Ik vermoed dat dit eveneens voor de meeste jonge priesters geldt, zelfs tot ver boven de 35 jaar, maar misschien minder voor jonge pastoraal werkenden. Voor de jonge priesters geldt in elk geval de verklaring van het IKON-onderzoek bij de jonge dominees: ze zijn post-seculier en ‘nieuwe conservatieven’. Misschien horen twijfels over God eveneens bij de generatie katholieke voorgangers van boven de 35 jaar, maar of dat boven de 65 weer minder is zoals bij de dominees, betwijfel ik.
Terugkijkend schat ik min of meer, dat de ideeën over God bij de katholieken eerder aan het schuiven waren dan bij de protestanten, maar dat de laatsten radicaler door zijn gaan denken. Iedere tijd en elk volk heeft een eigen vorm om God te ervaren en benoemen, maar het lijkt wel alsof de geschikte vorm voor onze tijd zich nog compleet moet uitkristalliseren. Ik volg de discussies in de protestantse kerken in elk geval met interesse.
De God, het God, of niets?
Door Frans Jespers
Een onderzoek onder Nederlandse dominees laat zien dat nogal wat ambtsdragers moeite hebben met een persoonlijke God, maar dat de jongeren onder hen hier traditioneler over denken. Hoe zouden katholieke pastores over God denken?
‘God is een verhaal’
Velen van u hebben de berichten over het bewuste onderzoek wel opgepikt, in het najaar van 2006. De IKON bestond zestig jaar en verzocht professor Hijme Stoffels van de Vrije Universiteit om de ideeën over God te peilen bij de Nederlandse dominees. Ruim achthonderd ambtsdragers uit de zeven deelnemende protestantse kerken leverden antwoorden op de enquête in, dat is een kwart van alle dominees in ons land. Daar zitten dan wel voorgangers bij van uiterst behoudende signatuur (Gereformeerde Bond) tot aan vrijzinnigen (doopsgezinden en remonstranten).
Het lijkt erop dat de dominees de vragen gewetensvol hebben beantwoord, want er komen soms verrassende meningen naar voren, zelfs bij flinke groepen. Wie had gedacht dat dominees konden twijfelen aan het bestaan van God? Eén op de zes doet dat echt, en twee procent ontkent zelfs zijn bestaan. De twijfelaars en atheïsten bevinden zich in de ‘middengeneratie’, dus deze mening komt onder de 35 en boven de 65 jaar nauwelijks voor. Ongeveer eenderde meent dat al het spreken over God een kwestie is van menselijke verbeelding – wat nog niet betekent dat God niet meer is dan dat.
Toch vinden de ambtsdragers bijna allemaal dat mensen God kunnen ervaren. De meesten hebben ook zelf God wel eens ervaren, met name in de eredienst en het pastoraat, maar ook in het gebed of op andere momenten. Maar hierover praten ze in het dagelijks leven en werken eigenlijk niet.
Vervolgens zie je dat tweederde van de dominees een concreet, persoonlijk godsbeeld hanteert: God is een persoon en houdt zich met ieder mens afzonderlijk bezig. Dit betekent dat maar liefst eenderde een abstracter idee van God heeft, zonder persoonskarakter.
Dit mag je niet onmiddellijk koppelen aan de beelden die de ambtsdragers gebruiken voor God, want die zijn persoonlijk en onpersoonlijk door elkaar. ‘Licht’, ‘Kracht’, ‘Onnoembare’ en dergelijke zijn heel gangbaar, naast de traditionele Vader en de veel minder aangeroepen Moeder. Maar men verwacht niet dat God onze gebeden onmiddellijk verhoort: voor driekwart van de voorgangers blijft Hij de soevereine Ander.
De dominees vinden over het algemeen dat Gods handelen wel merkbaar is bij mensen en in de wereld. Maar de meesten aarzelen om bij natuurrampen of bij een onverwachte genezing direct van een teken of ingrijpen van God te spreken. Men zegt liever dat hier iets van Gods geest zichtbaar wordt, zeker in de vorm van troost in moeilijke situaties.
Twijfel als generatieverschijnsel
De hypothese van de onderzoekers luidde, dat veel dominees afscheid hebben genomen van een persoonlijk en bovennatuurlijk godsbeeld. In de afgelopen jaren hebben verschillende discussies gewoed over de voor- en nadelen van persoonlijke of onpersoonlijke godsopvattingen, onder andere in VolZin. Theologen zoals Harry Kuitert, Frits de Lange en anderen wekken de indruk dat gelovigen massaal afstand nemen van het idee van een persoonlijke God. Maar uit het rapport van het Sociaal-Cultureel Planbureau (september 2006, Godsdienstige veranderingen, zie hun internetsite) blijkt dat ruim de helft van de Nederlanders in God gelooft, plus nog eens een vijfde in een hogere macht. Dit laatste zou kunnen wijzen op geloof in een onpersoonlijke God. Zoals we zagen blijkt dat deze overtuiging maar bij eenderde van de dominees voorkomt, niet bepaald een meerderheid maar beslist een aanzienlijke groep. Allen tezamen huldigen zij allerlei meningen over God, zodat de onderzoekers constateren dat er vooral verlegenheid heerst over dit onderwerp. Tegelijk lopen de voorgangers niet met hun twijfel of niet-traditionele visie te koop: in hun publieke spreken over God zoeken ze een balans tussen authenticiteit en prudentie.
Het is niet verrassend dat driekwart van de ambtsdragers aangeeft dat hun opvattingen over God veranderd zijn sinds het begin van hun functie. De uitkomsten zijn uiteenlopend. Maar opvallend is dat de middengeneratie, tussen de 35 en 65 jaar, zegt dat ze het meest veranderd is; oudere en jongere dominees hebben minder last van twijfel of veranderingen. De verklaring voor de traditionele instelling van jonge dominees luidt, dat de jongeste generatie ‘post-seculier’ is, namelijk opgegroeid na de periode van ontzuiling en ontkerkelijking, en bewust conservatief ingesteld.
In de conclusies kwam ik zelden verschillen tegen tussen de mening van mannelijke en vrouwelijke ambtsdragers; blijkbaar wijken de ideeën van de dames over bovengenoemde punten niet opvallend af van die van hun mannelijke collega’s. Maar wie alles nauwkeurig na wil lezen, kan dat op de internetsite van de IKON, onder de titel ‘God is een verhaal’.
Katholieke pastores
In mijn eigen omgeving in Zuid-Limburg ken ik alleen maar ruimdenkende dominees. De meer behoudenden vinden hier vermoedelijk onder de eigen gelovigen en zeker onder de andere Limburgers nauwelijks weerklank; conservatief protestantisme heeft elders in Nederland zijn brandhaarden. De meeste Limburgse dominees zullen weinig verrast zijn door de uitkomsten van het onderzoek.
Natuurlijk willen we graag weten wat de katholieke collega’s, priesters, diakens en pastoraal werkenden, over God vinden. Een enquête is in dit opzicht een redelijk objectief meetinstrument, want als functionarissen anoniem kunnen antwoorden voelen ze zich vrijer dan bij persoonlijke ondervraging, in een interview of zo. Ik heb niet het geld en de tijd om zo’n enquête uit te voeren onder de ruim tweeduizend voorgangers en voorgangsters die momenteel in katholiek Nederland actief zijn, dus ik ga maar even op mijn ervaring en gevoel af.
Naar mijn indruk maken katholieke ambtsdragers zich minder druk over opvattingen over God, en is hier de verlegenheid minder groot. Ook in het pastorale veld lijken opvattingen over God in het algemeen geen brandend probleem te vormen. Progressieve theologen zoals Erik Borgman en Manuela Kalsky zetten wel enthousiaste betogen over God als onpersoonlijke instantie op, maar of ze weerklank vinden weet ik niet. Voor de behoudende theologen bestaat alleen het probleem van de twijfelende gelovigen, want deze theologen en de traditionele voorgangers zelf houden zich aan de voorgeschreven traditionele godsbeelden.
Natuurlijk zullen sommige katholieke voorgangers en voorgangsters ook wel eens twijfelen aan het bestaan van God, maar ik kan me niet voorstellen dat het er zoveel zijn als aan de protestantse kant. De andere minder traditionele opvattingen van de dominees, bijvoorbeeld over een niet-persoonlijke God, en over voorzichtigheid met het herkennen van Gods tekenen, zullen voor sommige katholieke ambtsdragers wel herkenbaar zijn, maar uitgesproken meningen erover hoor je niet vaak.
Ik vermoed een belangrijke oorzaak hiervan gelegen is in de katholieke liturgie. Op de eerste plaats zijn de godsbeelden die in lezingen en gebeden voorkomen meer voorgeschreven dan in de protestante liturgie, dus katholieken moeten het met deze traditionele beelden doen of bewust zelf andere teksten selecteren of bedenken. Op de tweede plaats lijkt me de katholieke liturgie minder rationalistisch, maar meer pluriform en emotioneel van karakter, zodat ze eerder een moment van godservaring kan zijn. Voor katholieken is hogere macht eventueel nog te verdelen over God en heiligen, terwijl ze voor protestanten in één instantie geconcentreerd is. Op de derde plaats is het merendeel van de kerkbezoekers traditioneel ingesteld, ze verwachten persoonlijke godsbeelden. Deze drie punten liggen in de gemiddelde protestantse liturgie volgens mij anders.
Blijft het opmerkelijke punt van de jonge generatie dominees die grotendeels behoudend is en niet twijfelt over God. Ik vermoed dat dit eveneens voor de meeste jonge priesters geldt, zelfs tot ver boven de 35 jaar, maar misschien minder voor jonge pastoraal werkenden. Voor de jonge priesters geldt in elk geval de verklaring van het IKON-onderzoek bij de jonge dominees: ze zijn post-seculier en ‘nieuwe conservatieven’. Misschien horen twijfels over God eveneens bij de generatie katholieke voorgangers van boven de 35 jaar, maar of dat boven de 65 weer minder is zoals bij de dominees, betwijfel ik.
Terugkijkend schat ik min of meer, dat de ideeën over God bij de katholieken eerder aan het schuiven waren dan bij de protestanten, maar dat de laatsten radicaler door zijn gaan denken. Iedere tijd en elk volk heeft een eigen vorm om God te ervaren en benoemen, maar het lijkt wel alsof de geschikte vorm voor onze tijd zich nog compleet moet uitkristalliseren. Ik volg de discussies in de protestantse kerken in elk geval met interesse.